Het nieuwe oude huis waar wij twee weken geleden zijn gaan wonen maakt het ons niet makkelijk. Wij waren gewend aan perfect horizontale ruimten met standaard afmetingen van deuren, drempels en trappen. Maar hier is alles anders. Geen vloer is horizontaal, geen deur is even hoog of breed, plafonds buigen door en sommige eeuwenoude balken boden eerdere bewoners die geen 1 meter 86 lang waren onbelemmerd doorgang, maar ik moet regelmatig bukken. Ook om het huis heen is niets vlak: overal traptreden van metselwerk of stenen en nergens van gelijke hoogte. Om en door het huis lopen vergt een constante aandacht en concentratie, anders struikel je, of stoot je je hoofd. Een huis als een ouderwetse opvoeder: even geen aandacht voor waar je op dat moment mee bezig bent en je krijgt een knal voor je kop.
Spiergeheugen
Ons zoontje Jonah is hier al honderd keer gevallen, van de trapjes en terrassen buiten, en zelfs van de nieuwe tafel die eerder ophield tafel te zijn dan de tafel waar hij gewend was op te spelen. Zijn knieën en handen zitten vol schaafwonden en hij heef blauwe en rode plekken op zijn gezicht. ‘Hoe komt hij daaraan?’ vroeg een vrouw in de supermarkt. ‘Hij wilde niet luisteren,’ zei ik als grap, maar toen ze hoofdschuddend wegliep en nog een keer boos achteromkeek voelde het alsof ik hem echt een pak slaag had gegeven en van de trap af had geschopt omdat hij vervelend was geweest. Ik vraag me af hoelang het duurt voor we zo gewend zijn dat we niet meer hyper geconcentreerd op afstapjes, lage deurdoorgangen, ongelijke traptreden en hellende vloeren hoeven rond te lopen. Dat het vanzelf gaat, als pianospelen na heel lang oefenen. Het huis moet in ons spiergeheugen komen, we moeten hier net zo makkelijk in het donker kunnen rondlopen als ’s nachts in ons oude huis waar je in het pikkedonker nooit misgreep naar het touwtje van de lichtschakelaar in de badkamer.
Sam en Katrien
Op de markt in het nabijgelegen stadje kwamen we Sam en Katrien tegen. Wij hebben ze leren kennen doordat zij ook dit huis in de bergen hadden willen kopen. Sam is een verwaaide new-ager die denkt dat hij een indiaan is. Zijn vrouw Katrien zorgt voor de inkomsten, doet de boodschappen, houdt het huis aan kant en wast zijn kleren. Een aan beide kanten ver uitslaande balans die daardoor toch in evenwicht lijkt. Wij nodigden ze uit om een keer langs te komen. De volgende dag om elf uur staan ze al op de stoep. Het gesprek verliep een beetje moeizaam omdat zij ons het huis wel gunden, maar het toch ook erg graag zelf hadden gewild. Sam vertelde dat hij het zo graag had gewild dat hij bloedoffers had gebracht aan de grond om het huis. Hij vertelde dat hij bij een eerder bezoek, toen het huis nog te koop stond, een bloedneus had gekregen en het bloed had opgevangen. Met zijn indianenratel was hij in bij een oude eik in het bos bij het huis gaan zitten en had gerateld en de druppels bloed op de aarde laten vallen. Bij het huis staat ook een ruïne. Daar had Sam zich bij dat eerdere bezoek aan een doorn geprikt, en de paar druppels bloed die uit zijn vingen drupten al slaand op zijn indianentrommel op de grond laten druppelen. Hij begrijpt nog steeds niet waarom het huis en de grond nu van ons is, en niet van hem. Hij had echt zijn best gedaan.
Bloedrituelen
Ik vond de verhalen van Sam wel mooi. Bloed aan de aarde teruggeven om zo de verbinding met de grond, met de natuur, te herstellen is van alle tijden. De Hopi indianen hebben een voorspelling die zegt dat als de vrouwen hun menstruatiebloed aan de aarde teruggeven, dat ervoor zal zorgen dat de mannen terugkomen van de oorlog. Bloedrituelen bevatten vaak een symbolische dood en wedergeboorte, zoals een echte geboorte ook altijd met bloed gepaard gaat. De Azteken doorboorden hun tongen, oren en hun gevangenen, vingen het bloed op en sprenkelden dat over hun akkers als offers voor de goden. Ze geloofden er heilig in. Maar ondertussen zit ik lekker in dit mooie huis in de bergen, en zit Sam nog steeds in een zelfgebouwde zweethut in zijn achtertuintje op zijn indianenfluit te blazen.
Nee, nee, nee
Eigenlijk zit ik hier helemaal niet lekker. Het huis is weerspannig, weerbarstig. Het laat me constant struikelen, slaat loeizware balken tegen mijn hoofd, schaaft de handen en de knieën van mijn lieve zoontje, herbergt salamanders en spinnen die in het haar en de nek van mijn vriendin kruipen. Buiten vallen we over losse stenen. Er vallen dode takken uit de bomen. We halen onze handen open aan braamstruiken. Teken laten zich bij honderden op onze hond vallen om zich diep onder haar vacht te verstoppen en zich te verlustigen aan haar bloed. Eerlijk gezegd voel ik de zorgen en de stress die ik had gehoopt achter te laten honderdvoudig door mijn lichaam gieren. Wat doen we hier? Dit kan toch nooit goed gaan? Wat als ik mijn werk kwijtraak? Wat als we het allemaal toch niet kunnen betalen? Ik maakte me op om weer een nacht tobbend woelend in mijn bed te gaan liggen en holde een buitentrap af naar het terras waar de keuken aan lag. De openslaande deuren van de keuken bestonden uit een frame met 24 ruitjes van 30 bij 30 centimeter, mooi en landelijk. Mijn vriendin vertelde me later dat zij eerst glasgerinkel had gehoord, en mij daarna had horen roepen ‘Nee, nee, nee’.
Een navelstreng van bloed
Ik kwam de trap afgehold, liep in volle vaart over het terras naar het afstapje naar de keukendeuren en toen gebeurde het: het leek alsof ik werd opgetild en horizontaal, mijn hoofd naar voren, door de lucht werd gegooid. Ik hoorde en zag versplinterend glas en voelde een glasscherf zich tussen mijn ogen mijn voorhoofd inboren. Ik kwam terecht op handen en knieën. Ik voelde bloed over mijn hele gezicht stromen en boog mijn hoofd als in een gebed, om het bloed niet via mijn hals mijn kleren in te laten lopen. Met veel pijn opende ik mijn ogen, stukjes glas prikkend in mijn oogleden. Op de grond onder mij vormde zich een plas bloed die verbazingwekkend snel groter werd. Toen zag ik de straal die van tussen mijn ogen ononderbroken naar de grond liep. Een navelstreng van bloed.
En zo vond mijn vriendin mij. Toen de scherven rond mijn ogen en uit mij voorhoofd weg waren gehaald en het bloed was gestelpt zei zij: ‘ik denk dat Sam onder de indruk zou zijn geweest van jouw ritueel: je met de grond verbinden door je spirituele derde oog met een glasscherf te openen en vandaaruit een halve liter bloed over de grond te laten stromen.’ Gek genoeg voelde ik me de dag erna best goed. Op een haar na had ik geen glasscherven in mijn ogen gekregen. Ik had geluk gehad. Ik had geluk.